Het grootste deel van de vorming vindt plaats in het eigen klooster. Dit gebeurt op verschillende manieren. Allereerst gaat er een vormende werking uit van het dagelijks leven in de gemeenschap met het vieren van de liturgie en de geestelijke lezing.
Novicen ontvangen daarnaast ook lessen van medebroeders en -zusters en geestelijke begeleiding van een novicenmeester(es).
De monastieke vorming bestaat uit:
- de vorming binnen de eigen gemeenschap;
- de initiële vorming van novicen en klein geprofeste broeders en zusters;
- de permanente vorming.
* * *
Novicen en Klein-geprofesten
De “Vonk” is het samenwerkingsverband van Benedictijnen en Cisterciënzers binnen de Nederlands/Vlaamse regio dat instaat voor een vormingsprogramma voor de novicen en klein-geprofesten van de verschillende kloosters. VONK staat voor VOrming Novicen en Klein-geprofesten
Het gaat om een doorlopende cyclus van vijf jaar over onderwerpen als : stabiliteit in de Regel van Benedictus, lectio divina, gehoorzaamheid in de Bijbel, Psalmen, ascese, gemeenschap en eenzaamheid, gebed en christelijke meditatie.
Novicen en klein-geprofesten die de VONK volgen, komen gedurende het jaar 3 maal samen. Deze kennismaking en de contacten met andere monniken en monialen worden als zeer verrijkend ervaren en als opbouwend voor de toekomst.
* * *
Permanente vorming
Ook als monniken en monialen hun initiële vormingstijd beëindigd hebben, blijft voortgaande vorming gewenst. De permanente vorming binnen de gemeenschap wordt gewaarborgd door onder anderen spirituele conferenties van de overste en lessen van mensen binnen en buiten de gemeenschap over onderwerpen als bijbel, liturgie, spiritualiteit en theologie.
In aanvulling op de vorming in de eigen gemeenschap worden nog extra vormingsmogelijkheden buitenshuis aangeboden.
* * *
Liefde eten
Liefde is dynamisch. Liefde zit in je hart.
Soms stroomt liefde van Hem, door jou naar de ander, en soms door de ander naar jou.
Vorig jaar ging ik naar het Volwassenen Onderwijs Centrum van Turnhout om Nederlands te studeren. In de namiddag kwam ik terug en at het middagmaal thuis. Na drie kilometers stappen van de bushalte naar de abdij kon ik niet meer het hele middagmaal eten. Dus vroeg ik de zuster die verantwoordelijk was voor de tafeldienst om alleen pap voor mij uit te scheppen.
Op een dag, toen ik aan tafel zat en begon te eten, kwam een zuster met een groot hart en vaak bezig in de refter naar mij. Toen zij mij zag pap eten, bracht zij een pot bruine suiker en zei: ‘Anna-Maria, hier is de bruine suiker. Dat is lekker in de pap.’ Normaal neem ik geen suiker in de pap. Dus stond ik op punt te zeggen: ‘Nee, dank u.’ Maar haar liefde stuurde haar een beetje te snel en er viel veel suiker in mijn kom. ‘Oeps! Wat moest ik doen?’
Ik vroeg me af of ik met een grote glimlach moest verdwijnen en de pap weggooien? Op dat moment zag ik het glasraam in onze refter over het evangelie van Jezus met de vis en het brood voor de grote menigte, en zei ik tot mezelf: ‘Anna-Maria, eet de liefde.’ Ik zag geen pap met veel suiker maar liefde in de kom. Ik kon dat niet weggooien. Die namiddag at ik de liefde op. Ik vroeg: “Heer, wat hebt U gedaan?” De liefde is zoet. De liefde geeft mij kracht om wat moeilijk is te aanvaarden. De liefde geeft mij vreugde. De liefde schijnt wanneer Hij je in de ander ontmoet.
Zr. Anna-Maria, novice, Abdij Nazareth, Brecht
* * *
Een bruidsboeket van oma
De langverwachte dag was eindelijk aangebroken. Na een jarenlange periode van aarzeling, de ongelooflijke administratieve rompslomp, stonden we eindelijk voor de abdijpoort in Westmalle. We, dat zijn mijn twee broers, mijn vader, ikzelf en mijn oude grootmoeder. Deze werd behoedzaam uit de auto geholpen, en mompelde iets over bloemen. Bloemen? Werd ze nu toch verward? Mijn vader opende het kofferdeksel om een mooie bos bloemen tevoorschijn te toveren. Het leek wel een bruidsboeket. Bloemen??? Waarom in ’s hemelsnaam bloemen? “Die zijn voor jou!”, zei mijn grootmoeder vrolijk. Wat moest ik ermee? Och, ik wilde een nederige monnik worden, en wilde op deze laatste ogenblikken in familie geen ruzie veroorzaken. Ik stapte dus de abdijpoort binnen met een bos bloemen in de hand.
Bij de ontvangst zei de novicemeester: “O, bloemen, mooi voor bij het beeld van Onze Lieve Vrouw!” Oef, zoals hij later meer dan eens zou doen, redde hij mij uit een lastige situatie.
Als de familie weg was, werden de bloemen bij het grote Mariabeeld in de pandgang gezet.
Die eerste dagen in het klooster waren best wel heftig, en als ik het moeilijk had, ging ik naar het Mariabeeld, naar de bloemen van mijn grootmoeder. Ik heb er menig traantje geplengd. Het werd een echt toevluchtsoord voor mij.
Na een tweetal weken begonnen de bloemen te verwelken. Behoedzaam haalde ik de lelijkste exemplaren eruit, zodat broeder tuinier ze niet in mijn plaats zou wegwerpen. Het waren mijn bloemen, het was mijn grootmoeder.
Even later was er van dat mooie bruidsboeket haast niets meer over. Ik heb dan resoluut alles in één keer naar de composthoop gebracht. Een band werd doorgesneden, mijn postulaat was nu pas echt begonnen. Maar de gewoonte om af en toe halt te houden bij het Mariabeeld, die is gebleven.
Br. Albericus, tijdelijk geprofeste, Abdij OLV vh H.Hart, Westmalle